Naamkundig onderzoek

Flag_of_the_United_Kingdom

Studies over toponiemen

2022

Toponymic rows in (former) geography teaching: What do they tell us about the perception of toponymic clusters on atlas maps?

Paper presented at the ICA Joint Commission Conference ‘Atlases in Time’, in Madrid (Spain), on 20-23 April 2022.

Abstract

Until about 40 years ago school pupils in the Netherlands and other countries were taught toponymic rows as a means to memorize geographical features on maps, varying from cities to mountains and oceans. This study departs from the assumption that the naming order in such rows reflects the way the row creator depicted that particular part of the map.

Although education systems have changed, these toponymic rows can still be used to inventarize mental ordering principles: we may assume that these remained unchanged, and they are probably universal. This study tries to investigate which order patterns occur in such name rows, and which of them reflect the mental map. It will be suggested, a.o., that toponymic rows very often start with names of cities, especially capitals, or densely populated areas; and that tributaries of rivers are mentioned in downstream order. The research is mainly based on Steinz (1991), a mainly Dutch collection.

2019

Op zoek naar de ‘middle of nowhere’: bijnamen voor denkbeeldige afgelegen locaties die zinspelen op werkelijke locaties   

In: Loth, Chrismi-Rinda (red.). Recognition, regulation, revitalisation: place names and indigenous languages. 2020.

Bijnamen voor verre, imaginaire gehuchten zijn een wijdverbreid verschijnsel. Je kunt bijvoorbeeld denken aan Hintertupfingen (Duits), Podunk Hollow (Amerikaans Engels), Trifouillis-les-Oies (Frans) en Anderkantnêrens (Afrikaans). In Nederland is Boerenkoolstronkeradeel het meest bekend. Van Dale omschrijft Boerenkoolstronkeradeel als “een gehucht dat ergens veraf ligt en zogenaamd onbereikbaar voor de ‘moderne beschaving'”. Het referentiepunt is de Randstad, het economische en culturele zwaartepunt van het land. Twee factoren kunnen dus worden verondersteld te hebben meegespeeld om bepaalde werkelijke locaties tot inspiratiebronnen te maken: 1) de afgelegen ligging; 2) het agrarische karakter. Dit onderzoek wil streektaalkenmerken in zulke bijnamen identificeren en probeert die te relateren aan specifieke, bestaande locaties. Zo doet Boerenkoolstronkeradeel, met zijn achtervoegsel –deel, sterk denken aan de provincie Friesland; het achtervoegsel komt voor in meer dan 15 Friese toponiemen, zoals Tietjerksteradeel. Het onderzoek analyseert in welke mate ieder van de twee factoren zulke werkelijk bestaande namen tot inspiratiebronnen heeft kunnen maken. Een van de conclusies is dat er ook een derde factor in het spel moet zijn: de taalkundige afstand tussen de desbetreffende streektalen en de standaardtaal.

 

2018

Zorgen over het cultureel erfgoed: Taalkeuze op plaatsnaamborden in Friesland (Nederlands, Nederlands-Fries, Fries-Nederlands of Fries)? 

In: It Beaken 2018-2.

Samenvatting

In Friesland (640.000 inwoners) heeft 55 procent van de bevolking het Fries als moedertaal; het Fries is erkend als de tweede officiële taal in Nederland. De overige 45 procent heeft het Nederlands of twee Saksische dialecten als moedertaal. Over het algemeen gesproken wordt het Fries meestal in agrarische gebieden gesproken terwijl het Nederlands domineert in stedelijke gebieden. Bovendien wordt het Fries speciaal in informele situaties veel gebruikt. In oorsprong waren alle plaatsnaamborden in Friesland eentalig Nederlands. In 1953 had de Nederlandse regering voorgeschreven dat gemeenten in Friesland het recht hebben om Friese namen in te voeren voor steden en dorpen, al dan niet tweetalig. In het geval van tweetalige borden zou de Nederlandse naam als de officiële beschouwd worden.

Momenteel zijn de meeste plaatsnaamborden tweetalig, met óf het Fries bovenaan (FN) óf het Nederlands (NF). In het artikel worden Leeuwarden en andere stedelijke gemeenten in Friesland vergeleken met Brussel: ze hebben een verhollandsende invloed op de aangrenzende plattelandsdorpen – zoals Brussel een verfransende  invloed heeft op de aangrenzende Vlaamse Rand. Het aangrenzende plattegrond voelt zich in zijn taal en cultuur bedreigd. Plaatsnamen worden gevoeld als iets zeer eigens, hetgeen verklaart dat zulke plaatsen de plaatsnaamborden willen verfriesen; zo wordt Leeuwarderadeel aangekondigd met een FN naambord. Plattelandsgemeenten die niet aan steden grenzen voelen die behoefte veel minder en zien weinig reden om hun bestaande eentalig Nederlandse of NF borden een Frieser karakter te geven, zoals in het geval van Dongeradeel (NF, niet FN). Nog weer anders ligt het in de Friese steden zelf: die ervaren twee tegengestelde behoeften: de overwegend Nederlandstalige bevolking heeft geen behoefte aan verfriesing, de Friese minderheid juist wel – met als resultaat een soort compromis in de vorm van Nederlands-Friese borden (zoals Leeuwarden-Ljouwert).

2017

Verouderde toponiemen in ere herstellen en voortborduren op in onbruik geraakte betekenissen teneinde de veronderstelde ideale wereld uit te drukken: het geval van Islamitische Staat
Lezing op het 16de ICOS-congres met het thema ‘Locality and globality in the world of names’, in Debrecen (Hongarije), op 27 augustus – 1 september 2017.

In: Anthropology jg. 2017, nr. 4.

Hier te raadplegen

Samenvatting

Na de terroristische aanvallen in Parijs op 13 november 2015 maakte Islamitische Staat bekend dat de daders ‘van over de hele wereld naar Gallië waren gekomen’. Door dit te doen greep IS terug op een allang vergeten middeleeuwse naam voor Frankrijk; in het huidige Arabisch wordt Frankrijk Fransa genoemd. Het in ere herstellen van verouderde toponiemen is op zichzelf geen recent verschijnsel. Zo hebben veel plaatsen in de Sovjet-Unie na het uiteenvallen van de Unie hun oude naam teruggekregen; en de naam van het Heilige Roomse Rijk dateert van de 14de eeuw, lang na het einde van het Romeinse Rijk; deze naam was bedoeld om te suggereren dat de hoogste macht was geërfd van de keizers van Rome. Deze studie inventariseert door de IS herstelde namen als Andalusië ‘Spanje’ en Gallië. Aandacht zal ook worden besteed aan de semantische ontwikkeling van de naam Rome (door IS gebruikt in de betekenis ‘Westerse  machten’), en aan de historische perioden waarin de, nu verouderde, toponiemen in algemeen gebruik waren. Geconcludeerd wordt dat de terminologie van IS de culturele, religieuze en politieke voorkeuren van IS reflecteert, en zijn streven om de bloeitijd van de Islam te laten herleven.

Prototypische perifere toponiem-paren die het concept ‘overal in het land’ uitdrukken, beschouwd als een deel van de mentale kaart
Lezing op de International Cartographic Conference 2017 in Washington DC, op 2-7 juli 2017.

In: KN – Journal of Cartography and Geographic Information 2019

https://rdcu.be/bPbuq

Samenvatting

Je kunt het concept ‘overal in het land’ uitdrukken door een of meer naamparen te vermelden; het is een bekend verschijnsel. Een Nederlands voorbeeld is ‘van Delfzijl tot Maastricht’: Delfzijl ligt in het uiterste noorden van het land, Maastricht in het zuiden. Twéé naamparen komen voor in Heinrich Hoffmann von Fallersleben’s Lied der Deutschen (1841): “Von der Maas bis an die Memel, / Von der Etsch bis an den Belt – / Deutschland, Deutschland über alles.” Zulke uitdrukkingen worden niet alleen op nationaal niveau gebruikt maar ook op sub-nationaal en supranationaal niveau (bijvoorbeeld provincies en continenten). Het is duidelijk dat ze spontaan ontstaan; sommige worden voorafgegaan (of gevolgd) door zinsneden als “overal in Nederland”. Deze studie gaat uit van het idee dat, als een land, provincie enz. op de kaart langwerpig van vorm is, bij voorkeur toponiem-paren zullen worden gekozen waarbij de desbetreffende locaties zo ver mogelijk van elkaar vandaan liggen: dit zal het begrip ‘overal’ beter illustreren dan wanneer de locaties dichter bij elkaar liggen. Sommige naamparen bevatten alliteraties (“Van Dokkum tot Domburg”) of noemen namen die successievelijk met de letters A en Z beginnen (“Van Amsterdam tot Zundert”). Deze studie richt zich op Nederland. Geprobeerd zal worden licht te doen schijnen op de structuur van de ‘mental map’ door het volgende te onderzoeken: (1) het bestaan van een basaal bewustzijn dat ‘naïeve’ individuen hebben met betrekking tot de cartografische contouren van een land, provincie enz.; (2) de geografische entiteiten die op de mentale kaart essentieel geacht worden als het gaat om het concept ‘overal’; (3) de vraag of de mentale kaart hoofdwindstreken (zoals noorden, oosten) prefereert boven hoofd-tussenstreken (zoals noordoosten, zuidoosten); (4) prefereert de mentale kaart een vast patroon in de richting dien wordt uitgedrukt door de volgorde waarin de namen genoemd worden? Bijvoorbeeld: is er een duidelijke tendens om Noord-Zuid te prefereren boven Zuid-Noord? (5) In hoeverre spelen taalkundige verschijnselen als alliteratie een rol op de mentale kaart?

 

2016
Verre afstanden uitdrukkingen in overdrijvingen: ‘Hij heeft een ego van hier tot Tokio’
Lezing op het 33rd International Geographical Congress ‘Shaping our harmonious worlds’ in Peking,  21-25 augustus 2016.

Samenvatting

Metaforische gezegden die een toponiem bevatten zijn een bekend verschijnsel in Nederland en sommige andere landen. Een voorbeeld: in november 2015 complimenteerde een Griekse politicus premier Tsipras op Facebook: ‘Tsipras, you’ve got balls from here to Singapore’. De desbetreffende toponiemen verwijzen meestal naar steen en dorpen, zowel in Nederland als daarbuiten. Alleen bij uitzondering gaat het om locaties buiten de planeet, zoals ‘van hier tot Saturnus’. De gezegden drukken overdrijvingen uit en zijn equivalenten van (1) ‘groot, omvangrijk’ (Hij heeft een strafblad van hier tot Maastricht); (2) ‘in hoge mate’ (Ik voel me sentimenteel van hier tot Tokio); (3) ‘intens, luid’ en dergelijke (Ik hoorde geschreeuw van hier tot Jeruzalem); (4) ‘veel’ (Wij hoorden verhalen van hier tot Malaga). De oudste bewijsplaats in het Nederlands dateert van 1528 (‘een veest van hier tot Jeruzalem’). Sindsdien zijn in de loop van de tijd tientallen toponiemen een of meer malen aangetroffen in deze gezegden. Volgens LexisNexis dook de naam Tokio op in 1969 en is het geleidelijk het meest gebruikelijke toponiem geworden in dit soort gezegden. Deze studie besteedt speciaal aandacht aan deze naamvariant. De sterke voorkeur voor Tokio berust waarschijnlijk grotendeels op de omstandigheid dat Tokio veel meer in het nieuws is geweest dan andere verre locaties  Al in de jaren 1980 was ‘van hier tot Tokio’ populairder dan ‘van hier tot Peking’ en ‘van hier tot Jeruzalem’ (op de tweede resp. derde plaats). Een bijkomende reden kan zijn dat een Aziatische locatie als Tokio als betrekkelijk exotisch geldt in vergelijking met bijvoorbeeld Melbourne, hoewel dit laatste veel verder van Nederland vandaan ligt.

 

Van Limbabwe tot Walifornië: Metaforische toponiemen in de Lage Landen
Lezing op het 18th biennial Conference on Netherlandic Studies ‘Imagining the Low Lands’ in Ann Arbor, 2-4 juni 2016.

In: GeoJournal (2018). https://doi.org/10.1007/s10708-018-9910-3.

Samenvatting

Toponymische porte-manteaus op basis van twee bestaande namen dateren als naamcategorie van vóór de 20ste eeuw. Een voorbeeld: Eurazië is al aangetroffen in de 19de eeuw; het verwijst naar het gecombineerde gebied waarnaar de naamcomponenten verwijzen. Deze studie onderzoekt een recenter soort toponymische portemanteaus, namelijk bijnamen die een metafoor uitdrukken en bestaan uit (1) een element dat naar een gegeven geografische entiteit A verwijst (meestal een land, provincie of streek) die wordt vergeleken met een geografische entiteit B; (2) een element dat naar B verwijst. Zo heeft Chicago de bijnaam Chiraq omdat de veelvuldige schietpartijen herinnerden aan de oorlog in Irak, en de Oekraïense streek Lugansk wordt Luganda genoemd, met een toespeling op de chaotische en gewelddadige toestand in Oeganda. Deze studie richt zich op bijnamen (Nederlandse zowel als Franse) in Nederland en België (Vlaanderen, Wallonië en Brussel). Het gaat speciaal om de volgende vragen: (1) Correspondeert het eerste naamelement altijd met entiteit A (zoals in het geval van Chiraq) of kan het ook naar B verwijzen? Het onderzoek leidt tot de conclusie dat de laatstgenoemde volgorde nogal uitzonderlijk is (voorbeeld: Bulgique = Bulgarije + België); (2) Naar welke eigenschappen wordt er verwezen? (3) Pragmatische aspecten zijn: a) Wie waren de naamgevers? b) Als het een spotnaam was die door buitenstaanders bedacht was, werd de naam dan naderhand omarmd door de bespotte groep?

 

2015
Tweelingnamen langs de grens. Hoe weerspiegelen zij het bestuurlijke en taalkundige verleden?
Lezing op de IGU Regional Conference in Moskou, 17-18 augustus 2015.

In: Taal en Tongval 2019.

Samenvatting

Nederland (verder: NL) heeft een gemeenschappelijke rijksgrens met België (B) en Duitsland (D). Langs de grens zijn toponiemen die óf identiek zijn (zoals Lemiers: NL, ook D), of bijna identiek, zoals Clinge (NL)/ De Klinge (B) of Aamsveen (NL)/ Amtsvenn (D). De desbetreffende namen hebben betrekking op aan elkaar grenzende woonkernen en regio’s. Naamparen als Aamsveen/ Amtsvenn, die verschillend uitgesproken worden, zijn vergelijkbaar met naamparen als Görlitz/ Zgorzelec, aan de Duits-Poolse grens. De Belgische grens is geen taalgrens; het Nederlands is de standaardtaal aan beide kanten (afgezien van een klein Belgisch gebied waar Frans de standaardtaal is; aan beide kanten van de grens wordt hier een Hoogduits dialect gesproken). De Duitse grens daarentegen vormt de scheiding tussen twee standaardtalen; tot ongeveer 1940 was hier op dialectniveau een continuüm. Sinds de 19de eeuw hebben zowel de Nederlandse als de Duitse standaardtaal terrein gewonnen ten koste van het dialect, als gevolg van de toegenomen invloed van de nationale regeringen. Deze studie richt zich op tweelingnamen die kleine verschillen vertonen. Zo beperken sommige verschillen zich (geheel of deels) tot de spelling (Clinge (NL)/De Klinge (B)), andere behelzen (helemaal of gedeeltelijk) vertalingen en volks-etymologische aanpassingen (Aamsveen (NL)/ Amtsvenn (D)) of verschillen in morfologisch opzicht: Baarle Hertog (B) versus Baarle Nassau (NL). Er wordt een aanzet gedaan om tot een typologie te komen en de verschillen te verklaren door ze in verband te brengen – wat de Duitse grens betreft – met de gegroeide invloed van de Duitse standaardtaal en spelling (en als gevolg daarvan spellinguitspraak); verschillen aan de Belgische grens worden gerelateerd aan verschillen in spellingbeleid.

 

2014
Hoe reageert de buitenwereld op pas veranderde officiële namen van steden of landen? Een poging om het receptieproces te meten
Lezing op het congres ‘Place-name changes’ van de IGU in Rome, 17-18 november 2014.

In: Paul Woodman & Peter Jordan, Name & Place, deel 5. Hamburg: Kovac Publishers, 2016.

Samenvatting

Van tijd tot tijd worden officiële namen van landen en steden officieel gewijzigd. Zo werd in 1989 Burma Myanmar, in 1990 werd Zuid-West-Afrika Namibië. Het grote publiek in de buitenwereld reageert verschillend op zulke veranderingen. Soms wordt de nieuwe naam bijvoorbeeld snel geaccepteerd, in andere gevallen niet; soms om politieke redenen. Deze studie gaat ervan uit dat er een relatie bestaat tussen de acceptatiegraad aan de ene kant en de manier waarop de zojuist omgedoopte locaties worden aangeduid in de kranten. De volgende aanduidingen zouden licht kunnen werpen op de acceptatie (of niet-acceptatie) van een nieuwe naam, in die zin dat dat de naam verschillende stadia kan doorlopen: 1) de nieuwe naam wordt genegeerd, alleen de oude naam wordt genoemd; 2) de oude naam wordt gebruikt met een verklarende glosse waarin de nieuwe naam genoemd wordt, zoals “Birma (nu officieel Myanmar”; 3) de nieuwe naam wordt gebruikt met een verklarende glosse waarin de oude naam staat; 4) alleen de nieuwe naam wordt genoemd. Mijn hypothese is, dat het acceptatie-proces wellicht een vast patroon volgt. Met behulp van een digitaal krantenarchief wordt onderzocht hoe Nederlandse kranten reageren op twee naamsveranderingen. Een daarvan: Burma (in het Nederlands ook Birma) > Myanmar, wordt volgens de beschikbare bronnen meer of minder als een mislukking beschouwd, in tegenstelling tot de andere: Zuid-West-Afrika (Southwest-West-Africa) > Namibië (Namibia). In het geval van niet-acceptatie zou men verwachten dat het bovengenoemde proces is afgebroken; het proces zou dan bijvoorbeeld eindigen met fase 1, 2 of 3 (en zal fase 4 niet bereiken). De studie biedt een kwantitatieve benadering van het acceptatie-proces.

 

Toponiemen in onbewoonde gebieden: het geval van de zuidelijke Noordzee
Lezing op het congres ‘Changes, Challenges, Responsibility’ van de IGU, 18-22 augustus 2014 in Krakau.

In: Geo Journal 2016, vol. 81, nr. 1.

Samenvatting

Endoniemen en exoniemen worden meestal gedefinieerd als geografische naamvarianten die worden gebruikt door gemeenschappen in loco, resp. door gemeenschappen van outsiders. Jordan (2012) heeft geponeerd dat kustbewoners zich wellicht bewust zijn van een ‘kunstmatige’ lijn tussen dat deel van de zee waar hun eigen naam de status van endoniem heeft, tegenover het deel van de zee waar anderen afwijkende namen hebben voor dezelfde referenten – die laatste zijn dan in de ogen van de eerstgenoemde gemeenschap exoniemen. Endoniemen, zo stelt de auteur, reflecteren dat de naam-gevende gemeenschap zich ‘thuis’ voelt in het desbetreffende gebied, of zich er emotioneel mee verbonden voelt. De auteur heeft voorgesteld namen in onbewoonde gebieden te beschouwen als endoniemen als ze (1) het eerst door een van de aangrenzende gemeenschappen zijn toegekend, of (2) ze etymologisch wortelen in de taal van een dergelijke gemeenschap, of (3) zijn toegekend vanuit het perspectief van zo’n gemeenschap. Zijn voorstel stuit echter op een probleem: vertalingen of aanpassingen in een andere taal kunnen na verloop van tijd door de sprekers van die taal worden gevoeld als endoniemen. In deze studie wordt daarom een strikt synchrone benadering toegepast. De consequentie daarvan is, dat er geen onderscheid zal worden gemaakt tussen endoniemen en exoniemen. De studie richt zich op namen van geografische entiteiten in de zuidelijke Noordzee en onderscheidt: (1) Nederlandse namen zonder Engels equivalent, (2) Engelse namen zonder Nederlands equivalent; en 3) Nederlandse en Engelse naamparen. Onderzocht wordt hun geografische distributie. Gepoogd zal worden enkele conclusies te trekken met betrekking tot de desbetreffende naamgevingsprocessen.

 

Carnavalsbijnamen voor plaatsen, die zinspelen op de naam van een aangrenzende plaats: Strienestad, Strienedurpke en dergelijke
Lezing op het congres ‘Names and their environment’ van de ICOS, 15-29 augustus 2014 in Glasgow.

Gepubliceerd op:
http://www.icos2014.com/wpcontent/uploads/icos2014_v5_124.pdf

Samenvatting

Eeuwenlang hebben inwoners van buurdorpen elkaar beledigende bijnamen gegeven. Eind 19de eeuw begonnen deze inwonerbijnamen echter hun agressieve lading te verliezen. Vele ontwikkelden zich tot geuzennamen die op hun beurt de grondslag gingen vormen voor zelf-toegekende plaatsbijnamen zoals die tijdens het carnaval gebruikt plegen te worden. Zo ontwikkelde de inwonerbijnaam Ganzemelkers (‘ganzenhoeders’) zich tot de plaatsbijnaam Ganzegat. Het Nederlandse carnaval is een typisch plaatselijk feest: buitenstaanders zijn in beginsel niet welkom. De plaatsbijnamen tijdens carnaval kunnen daarom geacht worden de ruimtelijke eenheid te weerspiegelen waarmee de inwoners zich bij uitstek identificeren. Deze studie besteedt aandacht aan een speciale categorie van ingroup-bijnamen: die van buurdorpen (en -steden) die een gemeenschappelijk naamelement hebben en daardoor een bepaalde mate van overeenkomst vertonen; blijkbaar doordat de naam van de ene plaats zinspeelt op – of geïnspireerd is door – de naam van de buur. Zo zinspeelt de bijnaam Strienedurpke (‘dorpje aan de Striene’), voor een gehucht, op  Strienestad, de carnavalsbijnaam van Steenbergen. Onderzocht wordt, hoe zulke namen gevormd werden en welke verschillen tussen de buurplaatsen ermee worden uitgedrukt.

 

Verhinderen staatsgrenzen en provinciegrenzen dat bijnamen die grenzen oversteken?

In: Oliviu Felecan and Daiana Felecan (eds.). Unconventional anthroponyms: formation patterns and discursive function. Newcastle upon Tyne: Cambridge Scholars Publishing, 2014.

Samenvatting

Bijnamen voor inwoners van steden en dorpen zijn wijdverbreid in Nederland en elders. Ooit werden ze toegekend door buurdorpen en -steden. Vaak hebben ze een beledigend karakter. Sommige verwijzen naar het beroep dat de meeste inwoners uitoefenen, anderen naar het soort voedsel dat ze eten, de armoede waarin ze leven enz. In Nederland hebben deze bijnamen hun scherpte verloren sinds de laatste helft van de 19de eeuw. Tegenwoordig worden ze ervaren als een amusant overblijfsel uit een vijandig verleden. In de loop van de 20ste eeuw hebben ze zich vaak ontwikkeld tot geuzennamen. Vele zijn overgenomen door carnavalsverenigingen. Helaas is hun ouderdom vaak moeilijk vast te stellen doordat ze tot het mondelinge taaldomein behoren. Ook weten we zelden welke outsidergemeenschappen welke bijnamen aan hun buren gaven. Schriftelijke bronnen over dit onderwerp zijn schaars. Een uitzondering in de Lage Landen is het gedicht Den langen Adieu (1561), waarin Eduard de Dene een groot aantal scheldnamen vermeldt voor  inwoners van Vlaamse plaatsen. Soms overschrijdt de visie van de buitenstaanders de gemeentegrens. Zo heeft de bijnaam Aanbraaide Hozen (‘kousen met een nieuw aangebreide voet, als symptoom van armoede’, niet alleen betrekking op de plaatsen Hoogezand en Sappemeer (gem. Hoogezand-Sappemeer) maar ook op de aangrenzende plaats Muntendam (gem. Menterwolde).

2013
Damsko en Agga: Multiculturele toponymische bijnamen in Nederland
Lezing op het congres “Trends in Toponymy 6”, 7-10 oktober 2013 in Heidelberg.
Hier te raadplegen: Multicultural Toponyms in the Netherlands

Samenvatting

In Nederland en sommige andere West-Europese landen is sinds het einde van de 21ste eeuw een multicultureel jeugdslang ontstaan. Dit slang, een mengtaal, wordt meestal Straattaal genoemd en bevat elementen uit het Nederlands, Engels, Sranan, Turks, Marokkaans Arabisch, Berber en Papiaments. Straattaal wordt gebezigd door jonge immigranten en kinderen van immigranten, en door autochtone jongeren (APPEL & SCHOONEN 2005). Het lexicon van de Straattaal bevat, afgezien van soortnamen, tientallen toponymische bijnamen – voor plaatsen, straten, gebouwen enz. Meestal betreft het macrotoponiemen (o.a. voor plaatsen): zo is Damsko Amsterdam, Agga is Den Haag. Microtoponiemen hebben bijvoorbeeld betrekking op straten en treinstations. Multiculturele bijnamen zoals deze verschillen van traditionele Nederlandse toponymische bijnamen zoal;s de Amstelstad (Amsterdam) onder meer doordat ze zelden descriptief zijn. Een van de weinige uitzonderingen is Mocrostad (‘Marokkanenstad’, een bijnaam voor de Kanalenwijk in Utrecht). In plaats daarvan zinspelen ze op de officiële namen. Zo hebben veel namen te maken met de spelling van de ‘gewone’ naam, zoals D-Town (Dordrecht), andere zijn in het Engels vertaald (Eastwood, voor Oosterhout), weer andere zijn zogenaamde vertalingen met rijmende elementen (Chillburg, voor Tilburg; chillen betekent ‘relaxen’), of bedrijven een taalspel als ze de spelling van een Nederlandse naam ‘interpreteren’ alsof het Engels is (Hole-10, voor Holten). Een verzameling Straattaaltoponiemen is samengesteld aan de hand van http://www.straatwoordenboek.nl/ , een straattaalwoordenboek dat is samengesteld door sprekers van de Straattaal. Deze studie wil een typologie bieden.

 

Franse (of pseudo-Franse) toponiemen in Nederland

In: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik, Band 70. Amsterdam, New-York: Rodopi, 2013.

Samenvatting

De Franse taal heeft nergens in Nederland een officiële status. Desondanks zijn tientallen toponiemen in Nederland op de een of andere manier gerelateerd aan het Frans. Deze studie onderzoekt aan de hand van vele voorbeelden allereerst enkele taalkundige aspecten zoals accentuering, fonemen en spelling. In de tweede plaats wordt aandacht besteed aan de cultuur-historische  achtergronden van sommige migratienamen.

Gradaties in nauwkeurigheid bij toponiemen die windrichtingen bevatten
Lezing op de IGU Kyoto Regional Conference, 4-9 augustus.

In: Semestrale di Studi e Ricerche di Geografia jg. 25 (2013), nr. 2.

Samenvatting

Over de hele wereld zijn er toponiemen waarin een windrichting voorkomt. De meeste bevatten een hoofdwindstraak, zoals North Dakota en South Dakota. Betrekkelijk weinig namen bevatten hoofdtussenstreken, zoals de South East Cape en de South West Cape (Australië), die elk de ligging van de kaap ten opzichte van het centrale deel van Tasmanië aangeven. Deze studie richt zich op plaatsnamen in Nederland die óf een hoofdwindstreek óf een hoofdtussenstreek bevatten; daarbij geven de windstreken aan hoe de plaats gelegen is ten opzichte van een naburige plaats die als centrum van het gebied geldt. Zo drukt de naam van het dorp Noordbeemster uit dat het ten noorden van Middenbeemster ligt; Beemster is de naam van het omliggende gebied. Het blijkt dat verreweg de meeste plaatsnamen een hoofdwindstreek bevatten. Sommige zijn echter nogal onnauwkeurig. Een dorp Oosteinde vertoont een noordwaartseafwijking van maar liefst 73 graden en zou beter Noordeinde hebben kunnen heten. In andere gevallen zou een hoofdtussenstreek goed geholpen hebben: zo ligt het dorp Zuideinde precies ten zuidoosten van het centrale dorp waarnaar zijn naam verwijst+ het had dus beter Zuidoosteinde kunnen heten. Daar staat tegenover dat namen van dijken, polders, kanalen, kapen en zandbanken met hoofdtussenstreken vrij vaak voorkomen. Voorbeelden zijn de Noordoostpolder en de Noordwestgronden, naast hun tegenhangers met hoofdwindstreken, namelijk de  Zuidpolder, Oostpolder enz., en de Noordergronden. De studie presenteert een verklaring voor dit verschil in naamgevingstraditie tussen plaatsnamen aan de ene kant en namen voor andere geografische eniteiten aan de andere kant.

 

Een vergelijking tussen zelf toegekende carnavalsbijnamen voor plaatsen met bijnamen die door aangrenzende plaatsen worden toegekend: verwijzen ze naar dezelfde ruimtelijke eenheid?
Lezing op de International Conference on Onomastics “Name and Naming”, 2nd Edition, hosted by the North University Center of Baia Mare.

In: Oliviu Felecan (ed.). Name and Naming. Onomastics in Contemporary Public Space. Cluj-Napoca, 2013.

Samenvatting

Scheldnamen voor inwoners van dorpen of -steden, die bedacht zijn door naburige plaatsen, zijn een wijdverspreid verschijnsel in Nederland en daarbuiten. Soms deelt een groepje plaatsen een bepaalde inwonerbijnaam. Zo delen de inwoners van Aarle-Rixtel vanouds hun bijnaam Ganzemelkers met hun buren in Beek en Donk.  Sinds het laatste kwart van de 19de eeuw hebben veel scheldnamen zich ontwikkeld tot geuzennamen die, op hun beurt, de basis werden voor zelfbedachte plaatsbijnamen, zoals die traditioneel in het Nederlandse carnavalseizoen worden gebruikt. Zo leidde Ganzemelkers tot de carnavalplaatsnaam Ganzegat. Het opvallende is echter dat Ganzegat uitsluitend op Aarle-Rixtel slaat, terwijl Beek en Donk een eigen, óók zelfgekozen naam Ganzendonck heeft. Het Nederlandse carnaval is een typisch plaatselijk feest, waar buitenstaanders, in het algemeen gesproken, niet welkom zijn (WIJERS 1996). Carnavalplaatsnamen kunnen dus, zelfbedacht als ze zijn, worden geacht bij uitstek de ruimtelijke eenheid te weerspiegelen waarmee de inwoners zich gevoelsmatig het meest vereenzelvigen, in tegenstelling tot de namen van de – meestal grotere – administratieve gebieden waarin ze wonen, zoals namen van gemeenten. Omgekeerd is het zo dat inwonerbijnamen geacht kunnen worden de sociale ruimte te weerspiegelen zoals de ‘buren’ die waarnemen. Het voorbeeld van Aarle-Rixtel laat zien dat outsiders Aarle-Rixtel en Beek en Donk als één geheel beschouwen, terwijl de twee dorpen zélf verschillen zien: ze hebben ieder een eigen plaatsbijnaam gekozen. Dit voorbeeld past in een patroon: blijkbaar werkt hier het outgroup homogeneity effect (QUATTRONE 1980). Mensen zien meer overeenkomst tussen leden van de outgroup dan de leden van de ingroup onderling doen. ‘Zij zijn allemaal eender, wij zijn verschillend!’

 

2012
Den Haag of ‘s-Gravenhage? Enkele pragmatische verschillen tussen plaatsnaamvarianten
Lezing op het congres Challenges in synchronic toponymy : structure, context and use. 22-23 maart 2012 te Rennes.

In: Jonas Löfström & Betina Schnabel=-Lecorre (eds.), Challenges in Synchronic Toponymy. Structure, context and use. Tübingen: Narr Francke Attempto Verlag, 2015.

Samenvatting

In Nederland bestaan er bij veel plaatsen twee naamvarianten: 1) Varianten die zijn ontstaan nadat zich ter plaatse een klankverandering had voorgedaan waardoor er naast de bestaand variant een nieuwe ontstond (bijvoorbeeld Gorinchem > Gorkum; Doetinchem  > Deutekom; Berinchem > Bennekom); 2) Plaatsnamen waaraan een bepalend element werd toegevoegd om verwarring met een naamgenoot te voorkomen (Die Hage > ‘s-Gravenhage). In sommige gevallen (zoals Doetinchem) behield de oorspronkelijke variant zijn status binnen het domein van de standaardtaal en werd daarmee een exoniem, terwijl de nieuwe variant de status van een endoniem kreeg (de termen exoniem en endoniem worden hier gebruikt binnen het raam van het Nederlandse taalgebied); in andere gevallen (Bennekom) gebeurde het omgekeerde: hier was het de nieuwe variant die zich tot een exoniem ontwikkelde. In nog weer andere gevallen kregen beide varianten een plaats in het domein van de standaardtaal, en werd geen van beide duidelijk een endoniem (Den Haag/’s-GravenhageGorinchem/ Gorkum). Het is de laatstgenoemde categorie naamparen die hier onderzocht wordt. De vraag rijst dan, of slechts één variant moet worden beschouwd als de officiële naam (dat wil zeggen, de naam die officieel wordt gebruikt door de plaatselijke autoriteiten zelf). of allebei. Als beide varianten een officiële status hebben, rijst de vraag of de beide vormen in hetzelfde stijlregister worden gebezigd, dan wel in verschillende registers (bijvoorbeeld een formeel en een informeel register, of een neutraal en een informeel register). Bestaat er slechts één officiële variant, dan zou je verwachten dat die in een neutraal of formeel stijlregister wordt gebruikt. Het onderzoek laat zien dat er in sommige gevallen twee officiële varianten naast elkaar bestaan. Hiervoor wordt een historische verklaring aangedragen.

 

2011

Diemen en Oud-Diemen: Plaatsnamen als uitdrukking van machtsverhoudingen
Lezing op het congres Urban symbolic landscapes: Power, Language, Memory, juni 2011 in Helsinki.

Hier te raadplegen: Diemen and Oud-Diemen

Samenvatting

In de loop van de eeuwen kregen tientallen woonkernen in Nederland – en elders – uitbreidingen: nieuwe woonkernen in de onmiddellijke omgeving. Aanvankelijk deelden de dochternederzettingen de naam van de ‘moeder’, maar na verloop van tijd ontstond er een behoefte aan afzonderlijke namen; dat gebeurde meestal nadat de dochternederzetting haar eigen kerk had gekregen. Vaak behield de moeder haar ongemarkeerde naam en kreeg de dochter een specificans met de betekenis ‘nieuw’. Zo kreeg de moedernederzetting Beets (Friesland) een dochter die Nij Beets werd genoemd. Naderhand nam de dochter echter in sommige gevallen de ongemarkeerde naam over, met het gevolg dat de moeder ‘gedwongen’  werd een specificans te nemen met de betekenis ‘oud’.  Zo is er een dochter met de naam Diemen, met een moeder genaamd Oud-Diemen. Deze studie onderzoekt volgens welke vaste patronen de naamgeving bij zulke nederzettingsparen verlopen is. Van BERKEL & SAMPLONIUS (2006) hebben gesuggereerd dat er een relatie bestaat tussen de omvang of het economisch belang van de respectieve nederzettingen aan de ene kant en de aanwezigheid of afwezigheid van een specificans aan de andere kant. Ongemarkeerdheid zou dan wijzen op een overwicht van de desbetreffende nederzetting (vgl. Mexico versus Mexico City). Er zal een poging worden gedaan om het naamgevingsproces in detail te reconstrueren op basis van een dataverzameling.

 

Welk effect hebben gemeentelijke herindelingen op de carnavalsbijnamen van de samengevoegde plaatsen? Plaatsnamen als uitdrukking van identiteit
Lezing op het 24ste ICOS Congres, van 5-9 september 2011 in Barcelona.
www.gencat.cat

Samenvatting

In het carnavalsseizoen dragen veel plaatsen in Nederland naast hun officièle naam een carnavalsbijnaam. Zo heeft Eindhoven, de vroegere zetel van Philips, dat groot geworden is als gloeilampenfabriek, de bijnaam Lampegat. De bijnamen zijn ontstaan in een periode van bestuurlijke kleinschaligheid. Recente bijnamen als die van Eindhoven zijn bedacht door plaatselijke carnavalsverenigingen. Deze studie gaat ervan uit dat het Nederlandse carnaval een typisch plaatselijk feest is, waarbij buitenstaanders niet welkom zijn (WIJERS 1996). Carnavalsbijnamen weerspiegelen daarom, naar men mag veronderstellen, de ruimtelijke eenheid waarmee de desbetreffende inwoners zich het meest identificeren. In het verre verleden werden carnavalsbijnamen gebruikt om woonkernen aan te duiden; en als die een gemeentelijke status kregen, gingen ze een gemeente aanduiden. Gedurende de afgelopen decennia echter zijn tientallen Nederlandse gemeenten gefuseerd. Deze studie onderzoekt in welke mate deze bestuurlijke schaalvergroting gevolgen heeft gehad voor plaatselijke bijnamen. Bleven ze voortbestaan? Of werden zij óók ‘opgeschaald’? En als dat laatste gebeurde, hoeveel tijd ging daar overheen? De resultaten van het onderzoek kunnen inzicht geven in de mate waarin de inwoners van de desbetreffende locaties hun ‘identificatiebereik’ aanpasten aan de nieuwe situatie.

 

2010
Plaatsnamen die het aantal woningen aanduiden: op welk punt stopte de teller, en waarom? (Driehuizen, Vierhuis, enz.)
Paper presented at the “Trends in Toponymy” Conference, in Edinburgh (June 28 – July 1).

In: Onomastica Canadiana, vol. 93 (2014), nr. 1 ; 9-24.

Samenvatting

Tientallen plaatsnamen in Nederland en Vlaanderen bestaan uit een telwoord en een achtervoegsel dat ‘huizen’, ‘hutten’, ‘boerderijen’ en dergelijke betekent: Driehuizen, Vierhuis, Zevenhutten. Het laagste telwoord blijkt twee te zijn, in de plaatsnaam Tweehuizen, en de reeks eindigt met twintig (Twintighuizen). Een van de vragen die je achteraf kunt stellen is, waarom de ‘teller’ al zo snel gestopt is in Tweehuizen, en betrekkelijk laat in het geval van Twintighuizen. Deze studie laat zien dat duit type namen waarschijnlijk een bepaald tijdsverloop heeft nodig gehad voordat ze stabiel werden en gefixeerd werden. Dit verklaart echter niet waarom sommige telwoorden veel vaker in plaatsnamen voorkomen dan andere. Zo komen drie en zeven niet minder dan 28 resp. 20 keer voor, in tegenstelling tot two (eenmaal). Er is gesuggereerd dat de populariteit van drie en zeven verband houdt met het magische karakter dat deze getallen plachten te hebben. Wat het meest opvalt is, dat er geen getallen boven de twintig zijn, hoewel perceelnamen als Honderd Roeden of Duizend Morgen heel algemeen zijn. Deze studie presenteert een verklaring.

Duitse of schijnbaar Duitse toponiemen in Nederland: een typologie
Lezing op het 12de congres van de IVG, getiteld Vielheit und Einheit der Germanistik weltweit, in Warschau (30 juli – 7 augustus)

In: Franciszek Grucza (herausg.). Vielheit und Einheit der Germanistik weltweit. Frankfurt am Main: Peter Lang, 2013; p. 265-274.

Samenvatting

In Nederland heeft het Duits heden ten dage nergens een officiële status. Toch zijn er Duitse plaatsnamen. Ten eerste zijn er in Zuid-Limburg die op grond van de klankvorm en/of spelling als Duits beschouwd kunnen worden, zoals Wahlwiller. In deze studie komen alleen toponiemen aan de orde waarvan de schrijfwijze geheel of gedeeltelijk als Duits te bestempelen valt. Een schrijfwijze als Wahlwiller herinnert eraan dat dit gebied naast zijn Ripuarische, dicht tegen het Duits aanleunende dialect lange tijd twéé cultuurtalen heeft gehad: Nederlands en Duits; de Nederlandse spelling zou Waalwiller geweest zijn. In de tweede plaats zijn er enkele Duits gespelde plaatsnamen in Gelderland, waar géén Duits dialect gesproken wordt, zoals Wehl en Bahr. Hun Duitse spelling herinnert eraan dat deze plaatsen vroeger door een Duitstalige overheid bestuurd werden; zo behoorde Wehl lange tijd tot het koninkrijk Pruisen. In de negentiende eeuw was het aantal Duitse spellingen in Limburg aanzienlijk groter dan nu. Veel ervan zijn in de 19de en 20ste eeuw zonder enige ophef in Nederlandse spellingen omgezet, zoals Kahlheide (schrijfwijze in 1845; nu Kaalheide). Maar andere zijn intact gebleven, zoals Bocholtz  en Holz (een gehucht bij Kerkrade). Dit onderzoek laat zien dat er slechts bij uitzondering namenconflicten zijn geweest tussen Duits en Nederlands. Op een vreedzame coëxistentie wijzen ook mengvormen als Grünstraat (spelling omstreeks 1800; in de 14de eeuw Grünstrasse; tegenwoordig Groenstraat) en een aantal dubbelvormen, zoals Bahneheide naast Baneheide.

 

Tussen Oudorp en Oldorp: in hoeverre beantwoorden plaatsnamen aan isoglossen?
Lezing op het Zeventiende Colloquium Neerlandicum van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, in Utrecht (augustus).

In: Taal en Tongval jg. 68 (2016), nr. 1; p. 13-26.

Samenvatting

Een bekende isoglosse in het Nederlands-Duitse taalgebied scheidt een westelijk gebied met het foneem [ʌu] (weergegeven als ou), gevolgd door een dentale medeklinker (zoals in oud en hout) aan de ene kant, en een oostelijke gebied met [ɔ], gevolgd door een dentale medeklinker aan de andere kant. De vocalisering van de /l/ is begonnen in het zuidwestelijke deel van het Nederlandse taalgebied en breidde zich uit naar het oosten en noorden. De ligging van de isoglosse is in de 20ste eeuw vastgesteld op basis van soortnamen in de gesproken taal. De vraag is, in hoeverre de isoglosse ook voor toponiemen geldt. Op veel plaatsen bestaan er twee toponiemvarianten, namelijk een supraregionale – en officiële – variant als Oudeschans en een regionale als Òlschans. Op basis van data met betrekking tot de genoemde isoglosse onderzoekt deze studie of de supraregionale dan wel de streektalige toponiemen beantwoorden aan de verwachtingen die de isoglosse oproept.

 

Nieuw gebouwde vestingsteden in de stijl van het New Urbanism: wat voor namen krijgen de straten?
Lezing op Urban place names – International symposium, georganiseerd door het Research Institute for the Languages of Finland, in Helsinki (13-16 augustus)

Gepubliceerd op de site van het RILF: www.kotus.fi

Samenvatting

New Urbanism is een architectuurstroming die zich overal in de wereld manifesteert. Duizenden nieuwbouwwijken worden opgezet op een compacte manier, en ze ademen een nostalgische sfeer. Zo is de badplaats Alys Beach (VS) ontworpen in de stijl van een mediterraan vissersdorp. Een speciale trend is te zien in Nederland, waar drie nieuwbouwwijken onlangs werden gekopieerd naar oude vestingsteden, op plaatsen waar zo’n stad nooit gelegen heeft. De inwoners koesteren de illusie dat zij in een oude, kleine stad wonen, gescheiden van de buitenwereld en daartegen als het ware beschermd. In de drie nieuwbouwwijken werden dus oude dorpen en steden gekopieerd. Maar hoe zit het met de straatnamen? De originele Nederlandse steden hebben een tamelijk karakteristiek stratenpatroon met typische namen als Wal, Veste of Markt; en men zou verwachten dat de traditionele namen in de nieuwbouwwijken zouden worden meegekopieerd. Dat zou de illusie van ouderdom zelfs versterken. Om te zien of deze verwachting juist is, heb ik een lijst van alle straatnamen in de nieuwe ‘vestingwijken’ vergeleken met straatnamen in de oude steden. Hoewel het observatiemateriaal (nog) schaars is, zal een poging worden gedaan om de overeenkomsten en verschillen tussen straatnamen in de nieuwe ‘vestingsteden’ en de oude te analyseren. De voorzichtige conclusie is, dat de nieuwe en de oude namen aanzienlijk verschillen. Het merendeel van de nieuwe namen lijkt een andere functie te hebben dan de oude namen: ze zijn bedoeld om een nostalgische sfeer op te roepen, terwijl de oude namen een oriënterende en beschrijvende functie hadden.

 

2008
Nieuwe namen voor gemeenten waarin twee of meer dorpen of steden zijn samengaan
Gepresenteerd op het 23ste International Congress of Onomastic Sciences, in Toronto (17-22 augustus).

Gepubliceerd op dvd: Names in Multi-lingual, Multicultural and Multi-Ethnic Contact.
Ook raadpleegbaar op www.naamkunde.net

Samenvatting

Al tientallen jaren worden veel plaatsen in Nederland samengevoegd om nieuwe gemeenten te vormen. Die nieuwe gemeenten hebben vervolgens een nieuwe naam nodig. Het centrale uitgangspunt in dit onderzoek is, dat elk van de fuserende plaatsen zal proberen zijn eigen naam geaccepteerd te krijgen als naam van de nieuwe gemeente, of als onderdeel van de nieuwe naam. Aan de hand van enkele voorbeelden laat ik enkele factoren zien die een rol kunnen spelen in het naamgevingsproces, Zo kunnen de deelnemende plaatsen in inwonertal verschillen, of de ene plaats is ouder dan de andere, en soms staat de ene naam in het alfabet vóór de andere, wat een voordeel is als er gekozen wordt voor een alfabetische volgorde. Aan twee soorten oplossingen bij het creëren van nieuwe namen wordt hier aandacht besteed. De eenvoudigste houdt in dat de naam van een of meer plaatsen gehandhaafd blijft, maar in dat geval is er een belangrijke beperking: de nieuwe naam mag niet te lang zijn en laat dus slechts een klein aantal plaatsnamen van deelnemers toe. Een oplossing die steeds populairder wordt, is dat men een totaal nieuwe naam kiest, dikwijls een die verwijst naar iets wat de deelnemende plaatsen met elkaar gemeen hebben: een rivier, een kasteel , een heuvelrug. Die laatste methode heeft als voordeel dat geen van de deelnemers gezichtsverlies lijdt.

 

2007
Een dorp met drie namen: Nederhorst den Berg. In: Werinon nr. 65 (oktober 2007).

Hier te raadplegen: Nederhorst den Berg