19. Bijna-doodervaring

Soms zit het tegen; ik werd wakker met twee ogen waarvan het oogwit niet langer wit was maar helder geel. Hoe ik er aan kwam? Geen idee, toen niet en nu nog steeds niet. Maar omdat ik me verder uitstekend voelde zag ik geen reden om mijn lessen voor die dag niet door te laten gaan. Ik had die dag voornamelijk mavo-klassen en die leerlingen zijn enorm van het hart op de tong. Dus in iedere klas zaten er wel een paar die zich geroepen voelden om mij te waarschuwen: “Willemijn, weet je wel dat je er nu echt heel erg eng uitziet?” Bezorgde gezichtjes die zich in groepjes om mee heen verzamelden, want hier moesten ze natuurlijk wel het fijne van weten.

Het bleef niet bij die ene waarschuwing. Toen ik in mijn argeloosheid zei dat ik niet van plan was hier mee naar de dokter te gaan kwamen ze met allerhande verhalen over familieleden en bekenden die met vergelijkbaar enge symptomen achteraf bijna dood waren geweest als ze niet even voor de zekerheid naar de dokter waren gegaan. Ik kon de les niet starten voordat ik plechtig had beloofd er toch even naar te laten kijken. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het van al hun horrorverhalen toch wel wat benauwd had gekregen en dus inderdaad mijn huisarts heb opgezocht. Die natuurlijk zei dat het vanzelf wel weer over zou gaan. En dat deed het ook. Zie je wel. Maar het was indrukwekkend om te horen hoeveel medische kennis ze hadden, zo buiten school om opgedaan en nog steeds in het hoofd.

Als je contact hebt met je leerlingen, het soort waarbij je open staat voor elkaars mening en interesses, is lesgeven echt mensenwerk. Als een leerling bij me komt zitten om even iets te bespreken, en dat kan echt overal over gaan, ben ik een en al oor. Een meisje vroeg mij of die geweldige kunstnagels, die ik me eens als experiment heb laten aanmeten, waren opgeplakt of in een salon waren aangebracht. Ik vertelde haar stap voor stap over elke fase die mijn nagels ondergingen en van het kleinste technische detail tot aan de prijs en adres van de plek aan toe was ze een en al interesse. Dat is heel bijzonder, want deze dame kende ik als zeer snel afgeleid, met een volledige desinteresse voor alles wat met nask, techniek of wetenschap te maken heeft. Ik begin me af te vragen of ik elke uitleg, indien mogelijk (meestal niet) in twee varianten moet doen. Voor de meisjes dus alle info over stoffen die tot kunstnagels leiden en voor jongens alles over de fabricage van plastic kano’s. Maar wel beide aan dezelfde groep want tussen die jongens zitten er ook die net zo geboeid naar dat verhaal over de productie van die nagels kunnen luisteren en tussen de meisjes zitten er die ook geboeid zullen zijn door die kano-productie.

Aparte klassen voor aparte uitleg maken werkt niet, want je weet nooit van tevoren wat bij wie gaat aanslaan. Ook niet als je leerlingen al wat beter kent. Het is zeer gebruikelijk in het onderwijs om je lesstof te (proberen te) laten aansluiten op de belevingswereld van de leerling, maar in mijn eigen geval is er dan weer sprake van de uitzondering: ik vind het juist interessant om te horen/lezen/leren over dingen waar ik totaal niets van af weet en liefst niet eens van wist dat dat ook bestond. Voor hoeveel leerlingen geldt dat nog meer? Een les voor de vakantie leent zich altijd goed om ze beeldmateriaal te laten zien over je vakgebied waar ze voorlopig dan wel nooit aan toe zullen komen en dat wel een beeld schetst van hun eventuele toekomst als ze jouw vak gaan kiezen. Hoe verder het van ze af staat hoe beter, heb ik gemerkt, ze vinden het fijn om verrast te worden.

Als we nou toch per se iedereen in een hokje moeten stoppen, waarom dan niet op leerstijl, of intelligentietype? Daar hebben we er acht van terwijl we er maar twee echt serieus nemen (taal en rekenen). Je begint met ze allemaal achter een leerboek te plaatsen, waarna je gaat observeren wie iets met boeken heeft en wie niet. Na een maand of drie plaats je ze opnieuw, nu naar leerstijl. Een groep leert door bewegen, dus die zijn aan het springen, balanceren en klimmuur-klimmen terwijl ze hun stof oefenen. Anderen zitten in de geluidsgroep; ze oefenen weetjes op het ritme van getrommel, of ze bestuderen hoe een automotor op benzine verschilt van eentje op waterstofgas terwijl je de radio hard op 538 hebt staan (is in garages ook en niet voor niets) en de natuurgroep leert zijn stof in het park bij de vijver. Enzovoort. Dan krijg je wel dat alle niveaus door elkaar gaan lopen (de oude hokjes laten we los) maar het was toch al de bedoeling, sinds jaar en dag, dat we lessen en diploma’s op maat gingen maken?

Als we de oude structuren loslaten kunnen we beter differentiëren, maar hebben we ook minder controle op leerprocessen. Daar krijgt minstens driekwart van alle Nederlanders vermoedelijk enorme jeuk van, “de gedachte alleen al…”, maar als dat niet is wat we willen moeten we ophouden met zeuren over de gebreken die het huidige systeem heeft.

Je kunt niet alles hebben.