3. Last met lezen: door gebrekkig Nederlands of dyslectie?

Het woord dyslectie is tegenwoordig een algemeen bekend begrip, waarschijnlijk doordat alle scholen (basis- en middelbare scholen) er alert op zijn dat het bij een leerling kan spelen als het kind onvoldoende presteert. Ouders worden er over geïnformeerd en resultaten van onderzoeken over dyslectie halen de landelijke nieuwsbladen.

Volgens www.scholieren.com is sinds 2007 het aantal dyslectici vervijfvoudigd tot 7,4%. Echter, wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het werkelijke aantal dyslectici eerder tussen 3 en 4% ligt. Voor deze discrepantie worden verschillende oorzaken gesuggereerd, waaronder de mogelijkheid dat antwoorden bij testen onbetrouwbaar kunnen zijn en zo leiden tot een vals positieve uitslag. Op www.dyslectie.eu valt te lezen dat de kenmerken en symptomen van dyslectie per leerling verschillen, waardoor diagnose een lastige zaak is.

Dan lees ik dus met verbazing de suggestieve kop in Trouw (7-10-2016): “Dyslectie bij allochtone kinderen vaak genegeerd”, die bij mij de associatie oproept van vele allochtone kinderen die met opzet hulp bij hun dyslectie wordt onthouden door de betreffende instanties, omdat ze allochtoon zijn. Terwijl het artikel toch meteen begint met te stellen dat bij leesproblemen moeilijk is vast te stellen of dat ligt aan taalachterstand of dyslectie. We moeten dus eigenlijk concluderen dat de dyslectische allochtoon niet wordt genegeerd maar dat het vaststellen van dyslectie bij allochtone kinderen zodanig extra lastig is dat de meesten geen extra hulp krijgen. Zonder diagnose geen dyslectie-hulp, dat geldt voor alle leerlingen, ook de autochtone.

Het feit dat 2% van de niet-westerse allochtone ouders aangeeft dat zij vermoeden dat hun kind dyslectisch is wordt als een onderbouwend feit van de stelling (in de kop) gezien. Maar dyslectie kun je als leek hooguit vermoeden, waarna een test moet uitwijzen of daar ook inderdaad sprake van is. Uit eigen ervaring weet ik dat ouders soms verbaast kunnen zijn over de testuitslag, zijnde dat hun kind dyslectisch is. Ook kunnen kinderen bepaalde kenmerken bezitten zonder het officieel te zijn. Het vermoede aantal dyslectici is veel groter dan het daadwerkelijk aangetoonde aantal.

Op de scholen waar ik gewerkt heb, reguliere representatieve scholen, wordt bij leerproblemen altijd meteen gekeken of dyslectie daar een rol in heeft, ongeacht de etniciteit van de leerling. Ik maak dus ernstig bezwaar tegen de keuze van het woord negeren. De toon van het artikel is kloofverbredend, terwijl ik in een kwaliteitsblad als Trouw op zijn minst een neutrale berichtgeving verwacht. Daarom suggereer ik hier in ieder geval een nieuwe titel: Allochtone dyslect kan meer hulp gebruiken! Met als ondertitel: Hoe pakken we dat aan?

Wat eigenlijk het grootste probleem hier is, is dat de kennis van de Nederlandse taal te weinig aanwezig is om een betrouwbare diagnose te doen. Daarom pleit ik voor meer druk op scholing in de Nederlandse taal van elke allochtoon die in Nederland woont, ook degenen die er al een tijdje zijn. Er zijn nog te veel voorbeelden van ouders die het Nederlands niet machtig zijn en om hun kinderen adequaat te kunnen helpen moet hun Nederlands van zodanig niveau zijn dat er ook echt iets te testen valt zodat er desgewenst een hulpprogramma opgestart kan worden. Ben benieuwd hoeveel andere problemen, culturele bij voorbeeld, verkleind worden als we elkaar wat beter kunnen verstaan. Ik merk dat ik baat heb bij meer allochtone columnisten die mij vertellen hoe zij de wereld zien. Maar dan moeten ze wel kunnen schrijven…