11. Onderwijs bieden is ook een leerproces

Misschien vind ik het leukste aan onderwijs nog wel dat ik leer van mijn leerlingen. Al sinds dag 1 dat ik voor de klas sta poneer ik mijn meningen en stellingen in de klas en probeer ik leer- en werkvormen uit. De reacties van mijn kinderen bevatten vaak verrassingen, soms in hun antwoorden en soms middels hun toetsen. Een opmerkelijk resultaat kreeg ik eens toen ik twee parallelklassen 3havo dezelfde toets afnam nadat ik ze in de les in ongelijke mate “vrij” liet. De ene groep liet ik stil naar mijn uitleg luisteren. De andere groep liet ik vrijer en zij werden een regelrechte praatgroep, die altijd rumoerig was in de zin dat ze regelmatig praatten met elkaar tijdens mijn uitleg. Dat ging dan vaak (tja, hoe meet je dat?) over wat ik aan het behandelen was en het leek mij minder gunstig omdat dat gepraat ook anderen af moet leiden. Echter, de groep die ik op voorhand al als “minder goed” had gekwalificeerd omdat ze minder lang achter elkaar stil bleven en voortdurend een gesprek opstartten, had de toets enorm veel beter gemaakt. Het verschil was gemiddeld wel twee punten. Dat verwacht je toch niet!

Je zou er van uit moeten gaan dat beide klassen hetzelfde niveau hebben, maar in de praktijk is mij wel gebleken dat daar enorme variatie in kan zitten. Het kan dus zijn dat die rumoerige groep slimmere kinderen bevatte. Je zou echter ook kunnen concluderen dat de manier waarop de rumoerige klas leerde – wat ze van mij aangereikt kregen direct verwerken door erover te praten – veel effectiever was dan het passief luisteren van de andere groep. Ik heb zelf de ervaring dat als ik luister naar een verhaal ik voortdurend met mijn gedachten afdwaal. De mate van zelfdiscipline bepaalt daarbij hoeveel je van het verhaal zal missen, maar een feit blijft dat je een hiaat in de uitleg krijgt die maakt dat je gaat nadenken over het nu niet meer logische gevolg. Eigenlijk zit je niet meer in het verhaal en de rest van het betoog ben je kwijt. Ik stel dat iedereen wel eens afdwaalt door wat hij hoort zeggen en daarna met wisselend succes de rest nog volgt. Zit daar misschien de reden waarom de meesten bijna niets leren van klassikale uitleg, even aangenomen dat er na de uitleg ook geen verwerkingsopdracht wordt gedaan?

Dat ik zelf, ondanks de nadelen van deze leervorm, als student/leerling/toehoorder nog steeds een heel grote voorkeur heb voor de “college-vorm” van kennisoverdracht zal misschien schuilen in het feit dat het onderwijs dat ik zelf genoten heb bijna zuiver uit klassikale uitleg bestond. Na de uitleg moest ik met mijn medeleerlingen en -studenten doorgaans zelf gaan prutsen op de oefeningetjes die op de middelbare school huiswerk heten te zijn en op de universiteit in zogenaamde werkcolleges worden gedaan. Daar werd de theorie dus verwerkt tot praktische toepassingen, maar die werkcolleges/huiswerkopdrachten voelden als een heel ander vak waar de theorie die ik eerder aangehoord had niets mee te maken leek te hebben. Een gevoel dat sommige van mijn leerlingen ook zeggen te hebben. Eigenaardig, toch?

De moraal van dit verhaal is niet dat we onze leerlingen nog meer moeten dwingen om eerst te luisteren en dan te oefenen en daarbij voor te schrijven waar ze naar luisteren en wat ze oefenen. En ook niet dat ze steeds afgeleid mogen worden. Ik pleit ervoor om de leerling meer ruimte te geven voor zijn manier van leren. Als er eerst een obstakel moet worden opgelost voordat een leerling het vervolg aankan moet dat obstakel aangepakt en opgelost worden. Als er tijdens uitleg rumoer ontstaat dient zich dus iets aan dat aandacht vraagt omdat het verder leren belemmert. Dit geeft al aan dat het onmogelijk is om een klas van dertig leerlingen allemaal op het hetzelfde moment hetzelfde te laten doen. Iedereen heeft op een ander moment in een ander stukje stof een net iets andere hulp nodig. En als een leerling niets kan met het verhaal omdat het doel of nut ervan niet duidelijk is moet er dus eerst een doel of nut gegeven worden, desnoods in de vorm van, bij wijze van spreken, een eindexamenopdracht of iets dergelijks. Daar zijn vele werkvormen op gebaseerd, daar wordt al jaren enorm mee geëxperimenteerd en er worden ook al heel goede resultaten mee geboekt. Maar het kost tijd, en meer dan we voor onderwijsvernieuwingen krijgen. Docenten moeten zich dingen eigen maken die tijd kosten en na uitproberen bijgesteld moeten worden. Als je halverwege een dergelijk proces al begint met beoordelen en nieuwe eisen gaat invoeren ben je dus niet goed bezig. Dit is, onder andere, waar de afgelopen decennia veel onderwijsvernieuwingen op strandden.

Zullen we nu een keer niet het kind met het badwater weggooien?